Soemerië
(oftewel: Soemer, Sumer of Shin'Ar) was een oude beschaving en een
historische regio gelegen in het zuidelijkste deel van Mesopotamië
tussen de rivieren de Tigris en de Eufraat, in het gebied dat later
Babylonië werd en is het hedendaagse Zuid-Irak ongeveer vanaf Bagdad
tot aan de Perzische Golf. Het is de allervroegste beschaving die men
tot op heden heeft ontdekt.
De Soemeriërs noemden hun land zelf: "ki-en-gir", wat vertaald kan
worden als "het land van de beschaafde heren(/heersers)". Volgens de
moderne archeologie zou het ontstaan zijn tussen de jaren 4.500 en
4.001 v.Chr. en haar uiteindelijke ondergang zou geweest zijn rond
1.700 v.Chr., als gevolg van de opkomst van het machtige Babylonische
rijk onder de leider Hammurabi.
De ontdekking van de Soemerische beschaving tussen de rivieren de Tigris en de Eufraat vond plaats in het jaar 1870 dankzij aanwijzingen in de Bijbel over een plaats genaamd: "Sinear" (of Shinar). Het is dus mogelijk dat Sinear een variant van de naam Shumer/Sumer kon zijn. Shin'Ar of Sumer betekend: "Land van de Wachters". (In de zin van: "zij die anderen in de gaten houden".)
De Soemeriërs hadden een bloeiende cultuur die wel uit het niets leek te zijn ontstaan. Men was bekend met landbouw, architectuur, wiskunde, scheikunde, medicijnen, geld, drukkunst, textiel en kledingindustrie, en hadden de oudste vorm van het schrift uitgevonden dat op het moment wordt erkend, namelijk het spijkerschrift. Dit schrift werd gekenmerkt door puntige, penvormige tekens alsof het spijkers waren, en werd gebruikt door de Soemeriërs, Akkadiërs (Assyriërs en Babyloniërs) en de Perzen. Men schreef allerlei zaken op wat we vandaag ook zouden doen op kleitabletten zoals: regels, wetten, poëzie en verhalen. Georg Friedrich Grotefend, een Duitse schoolmeester, was de eerste die het spijkerschrift ontcijferde gedurende het jaar 1802 aan de hand van de Behistuninscriptie dat in meerdere talen gegraveerd was: Oud Perzisch, Elamitisch en Oud Babylonisch. (Op eenzelfde wijze als met de steen van Rosetta.)
Het Oude Testament van de Bijbel vind zijn oorsprong in de Joodse
Tenach en de eerste vijf boeken: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri
en Deuteronomium komen uit de Torah. Er zijn zekere Soemerische en
Babylonische mythen die bijzondere gelijkenissen tonen met de
verhalen uit de Tenach, en dus ook uit het Oude Testament van de
Bijbel, maar het is bekend dat de Soemerische mythen echter veel
ouder zijn. Dit impliceert dat de Bijbelse verhalen uit Genesis
waarschijnlijk van origine afkomstig zijn uit oudere Soemerische en
Babylonische mythes.
Abraham, de eerste aartsvader van het
volk Israël, werd geboren in de Soemerische stad genaamd
Ur, waarvan
hij later met zijn familie migreerde naar Canaän (wat vandaag de dag
nu ruwweg overeenkomt met het Israël van vandaag inclusief
Palestina, Libanon en de westerse delen van Jordanië en Syrië). Het
is waarschijnlijk dat Abraham opgroeide met deze Soemerische mythes
en dat zou de overeenkomsten verklaren. Vele generaties lang zouden
de afstammelingen van Abraham hun verhalen hebben doorvertelt totdat
ze uiteindelijk werden opgeschreven in de Thora. Dit werd
waarschijnlijk gedaan door Mozes; de stichter van de Israëlitische
religie, aangezien hij kon schrijven dankzij zijn opleiding aan het
Egyptische hof.
De volgende opmerking is vrij vertaald uit het
boek: "Myths of Enki, the Crafty God" door Samuel Noah
Kramer (een wereldbefaamde Assyriologist en één van de
vooraanstaande autoriteiten op het gebied van de oude Soemerische
taal en literatuur) en John R. Maier:
"Soemerische literatuur bevatte een aantal literaire vormen en thema's welke veel later in de Bijbel gevonden zijn... er zijn vele paralellen te vinden tussen Soemerische literatuur en Bijbelse verhalen." (Pagina 154)
Met name lijkt het verhaal van de zondvloed uit het boek Genesis bijzonder veel op het Akkadische epos van Atrahasis, en tevens het gedeelte van het verhaal over Utnapistim uit het Babylonische epos van Gilgamesj, dat in essentie hetzelfde verhaal betreft vergeleken met het epos van Atrahasis afgezien van een paar kleine verschillen.
Zelfs als we de volgende zinnen uit de verschillende teksten naast elkaar zetten zien we de overeenkomsten:
"De goden roken de geur"
(Atrahasis III,v,34)
"De goden roken de zoete geur"
(Gilgamesj XI, 160)
"De geur van de offers behaagde de
HEER" (Genesis 8:21)
Hier zien we tevens een merkwaardig verschil tussen de oude
Mesopotamische mythen en het boek Genesis uit het Oude Testament van
de Bijbel. In de Mesopotamische mythen werd namelijk overal waar in
de Bijbel het woord "HEER" of "HEERE" (oftewel
"God" in de meest moderne vertalingen) gebruikt werd, het
woord "goden" gebruikt. Dit komt omdat het oorspronkelijke klassiek
Hebreeuwse woord "Elohim" hier onjuist werd
vertaald in de Bijbel, want in feite is het woord "Elohim"
meervoud en betekend volgens de Joodse leer letterlijk: "goddelijke
wezens".
Hiernaast wordt God tevens 425 maal als "Adonai" aangeduidt in de
Bijbel, dat ook in meervoudsvorm is en letterlijk: "Heren" betekend.
(De meervoudsvorm van het woord "Adon" dat "heer" betekend.)
In Genesis 1:26 wordt zelfs duidelijk in meervoud gesproken:
"God (Elohim) zei: 'Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken;"
"De
Schepping van Adam", door Michaelangelo Buonarroti
(Op het plafond van de Sixtijnse Kapel)
Dit gegeven klinkt tevens door in de Griekse mythologie waar tevens genoemd werd dat de sterfelijke mens werd gemaakt naar het evenbeeld van de "goden" (door Prometheus), en daarnaast werd ook in de Soemerische versie van het scheppingsverhaal: de "Enûma Eliš" vermeld dat het de "goden" waren welke de mensheid zou hebben geschapen.
Chayot Ha Kodesh ("Heilige Levenden")
Ophanim ("Wielen")
Erelim ("Tronen" / "Dapperen")
Hashmallim ("Elektrischen / Gloeienden / degenen van Amber")
Seraphim ("Brandenden") (Nederlands: "Serafijn")
Malakhim ("Boodschappers'')
Elohim ("Goddelijke wezens")
Bene Elohim ("Zonen van Goddelijke wezens", "zonen Gods" in de Bijbel)
Cheribim ("Sterken") (Nederlands: "Cherubijn")
Ishim ("Mensen / mensachtigen, personen")
Volgens een lezing van de Oostenrijkse filosoof, schrijver,
architect, pedagoog en esotericus Rudolf Joseph Lorenz Steiner
(1861-1925), zouden er hogere wezens zonder een fysiek lichaam
bestaan die verbonden zijn met de evolutie van de mensheid, namelijk:
Engelen, Aartsengelen en "Vorsten" (letterlijk:
"Principalities") en nog hogere wezens zoals de Krachten,
oftewel de Excusiai, of de Geesten van Vorm; de Deugden, oftewel
Dynameis, of Geesten van Beweging; de Heerschappijen, oftewel de
Kyriotetes, of Geesten van Wijsheid; de geesten die de Tronen of
Geesten van Wil genoemd worden; en tenslotte de Cherubijnen en de
Serafijnen. De aarde was een wereld dat bewoond was door een gehele
hiërarchie van lagere en hogere wezens, waarbinnen een ieder subliem
was. (Bron: ("Egyptian
Myths and Mysteries, Lecture 5".)
Eloha (or Eloha) is de enkelvoudsvorm van het meervoudige woord "Elohim", en zou vertaald kunnen worden als "God" of "Goddelijk wezen". Het werd in de Tenach en de Bijbel voornamelijk gebruikt in de meer poëtische hoofdstukken; Op zes plaatsen werd het gebruikt om "heidense" goden aan te duiden (zoals in 2 Kronieken 32:15 en Daniël 11:37-8), alhoewel in de meeste gevallen hier verwezen wordt naar de "God van Israël" die in de Tenach bekend is als Jahweh (JHWH) en Jehova (JHVH) in de Engelse en Griekse Bijbel. Eloah verwijst overigens ook niet specifiek naar een mannelijk wezen omdat dit woord namelijk beide mannelijk en vrouwelijk is in Klassiek Hebreeuws.
Volgens verscheidene esoterische bronnen en op paranormale wijze
verkregen berichten, was er in het begin alleen de Eenheid, welke men
later vele verschillende namen zou geven zoals: God, het
Al, de Bron, de Vader, de Grote Geest, enzovoorts.
Vanwege het verlangen naar kameraadschap en om het Zelf te vormen,
verkennen en ervaren, vormde de Eenheid zich naar een grote
hoeveelheid "zielen". Gezien de "zonen" of
"kinderen" van God nu de mogelijkheid hadden om
onafhankelijk van elkaar te functioneren, was men begiftigd met vrije
wil om eigen keuzes te maken.
Alhoewel het lijkt of we verdeeld zijn, zijn we echter nog steeds
energetisch met elkaar verbonden op een hoger, onzichtbaar niveau.
Net zoals de cellen van een lichaam staat men op een bepaald
opzicht op zichzelf, maar is toch verbonden als één hele of
"heilige" Geest. (Het woord "heilig" is afgeleid
van het woord "heel": heel zijn.) Gezien vanuit het hoogst
denkbare perspectief is iedere vorm van afgescheidenheid niets meer
dan een illusie, want iedere ziel is op energetisch en subatomair
niveau verbonden met elkaar - al ook al zijn de meeste mensen zich
hier niet van bewust. Dit is waarom het goed is om affectie en
waardering voor en van elkaar te voelen. Deze verbondenheid vormt
daarbij een veld van kennis, wijsheid en andere informatie, en is
tevens de bron waar intuïtieve informatie zoals: sterke
voorgevoelens, déjà-vu's, voorspellende dromen, en de inzichten van
paranormaal begaafden vandaan komen. Alles dat bestaat in ons universum
is de belichaming van God en alles dat bewustzijn heeft vormt tezamen
het zogenaamde "superbewustzijn", waar men zich echter normaal
gesproken tijdens het waakbewustzijn niet van bewust is.
De Bijbelse aartsvaders hadden de gave om contact te maken met dit
superbewustzijn dat we God noemen om instructies, kennis en inzicht te
verkrijgen om hun volk te kunnen leiden.
Een gedeelte van deze kinderen van God had de wens de eigen creatie te ervaren door het universum te verkennen in eigen lichamen, waarvoor het noodzakelijk was dat het eigen bewustzijn werd verlaagd waardoor het innerlijk weten en de herinnering vervaagde van de eigen Goddelijke oorsprong, waarbij het "ego", oftewel de persoonlijkheid, werd gevormd waardoor men de illusie van afgescheidenheid zou ervaren; alsof men werkelijk gescheiden zou zijn van elkaar en de rest van de Kosmos. Andere zielen die we kennen als de Aartsengelen zouden nooit of zelden geïncarneerd zijn in een aards fysiek lichaam en zijn per definitie altijd trouw zijn gebleven aan de Bron, waardoor deze engelen de meest verheven en onaangetaste staat van bewustzijn zouden hebben behouden. (Uitgelegd in het boek: "The Children of the Law of One & The Lost Teachings of Atlantis" (1997) door Jon Peniel.)
De helderzienden Edgar Cayce en Dr. Douglas James Cottrell spraken gedurende hun eigen sessies meerdere malen over de zogenaamde "Wet van Eén" (the Law of One); een wet, religie of mogelijk zelfs een wetenschap, dat de essentiële, zeer prille basis vormde voor een aantal van de huidige wereldreligies. Volgens Jon Peniel's boek was de verbondenheid van alles eens als een wetenschappelijk feit bekend tijdens de technologisch gevorderde tijd van de momenteel "verloren" beschaving van Atlantis. Bewijs hiervoor kan gevonden worden in zekere oude geschriften, met name de oude occulte (wat betekend "verborgen") kennis en de eeuwenoude traditionele oosterse medische kennis (zoals het chakra-systeem en acupunctuur) waar de hedendaagse wetenschap vaak geen of weinig raad mee kan aangezien men nog niet op dat peil is. De mythische Griekse wijsgeer Hermes Trismegistus - profeet en spiritueel leider van de hermetiek - zag de werkelijkheid als één organisch, levend geheel waarin alles met alles samenhangt, en ook in het Evangelie van Thomas uit de Nag Hammadi-geschriften werd de notitie gemaakt dat we allen "kinderen van het licht" zijn - wat opmerkelijk is omdat we in de huidige tijd pas (opnieuw?) kunnen aantonen dat licht in feite een vorm van energie is, oftewel trilling of frequentie.