Oude geschriften
Als we spreken over het oude Mesopotamië dan spreken we over het gebied
van het huidige staat Irak en tot op zekere hoogte noordoost Syrië,
zuidoost Turkije en kleinere delen van zuidwest Iran. Het is ook
wel bekend als het Tweestromenland omdat het gelegen is in het gebied
tussen de twee rivieren de Tigris (ca. 1900 km lang) en de Eufraat
(ca. 3600 km lang), welke al reeds genoemd werden in het boek dat in
de Tenach (de Hebreeuwse Bijbel) "Genesis" wordt genoemd en
"Bereesjiet" in de Torah. De Tenach is door het latere
Christendom in het Oude Testament overgenomen en daarom is het qua
inhoud, met uitzondering van een paar passages die in het Aramees
zijn geschreven in het Bijbelboek Daniël, nauwelijks verschillend
van de oorspronkelijke Klassiek-Hebreeuwse tekst. Wel staan de
boeken in een andere volgorde.
Kaart
van het oude Midden-Oosten
Zekere oude Mesopotamische mythen, waaronder de mythen van
de Soemeriërs, Akkadiërs, Assyriërs en de Babyloniërs, hebben
opmerkelijke gelijkenissen met de verhalen uit de Tenach en het
Oude Testament. Het is echter bekend dat deze oude Mesopotamische
verhalen veel ouder zijn. Bijvoorbeeld: Zo lijkt het verhaal
over de persoon Utnapistim uit het Gilgamesj-epos bijzonder veel op
het zondvloedverhaal dat genoemd word in het boek Genesis in de
Bijbel en de Tenach. Dit zou impliceren dat de, laten we het noemen:
"Bijbelse verhalen", waarschijnlijk hun oorsprong
zouden vinden in deze oudere mythen - in tegenstelling tot een
aftakking hiervan, wat voorheen vaak werd gedacht.
De Bijbel
is in zijn essentie een verzameling van boeken; een selectieve
compilatie van oude teksten. Deze teksten illustreren in detail
het geloof en de dogma's van een eeuwenoude cultuur. Teksten werden
door de vroege kerkvaders geselecteerd op geschiktheid om door het
volk gelezen te worden. Teksten die echter hiervoor niet geschikt
werden geacht - omdat ze niet geheel in overeenstemming waren met de
kennis en de boodschap van het orthodox-Christelijke geloof van die
tijd - werden als non-canoniek bestempeld en werden dan ook bewust
buiten de Bijbel gehouden. Onder deze teksten vielen de werken die
werden gezien als apocrief en gnostisch, zoals het "boek
van Henoch", en dat terwijl de canonieke tekst Genesis
(5:24) zelfs nog een
opmerkelijk korte verwijzing maakt naar deze man die Henoch heette:
"En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen."
Ooit werd
gedacht dat de volledige versie van het
boek van Henoch voorgoed verloren was geraakt maar gelukkig werd
de gehele inhoud van het boek later weer teruggevonden in de
Ethiopische versie van de Bijbel, waar dit boek eerder nooit geschrapt
was uit de canon. In het jaar 1945 werd een grote
kruik gevonden in een ruïne van een oud klooster in de
Egyptische plaats Nag Hammadi. Hierin werden handschriften aangetroffen
die stamden uit de begintijd van het Christendom, welke nu bekend staan
als de Nag Hammadi geschriften. Naast de bekende verhalen uit het
Nieuwe Testament zijn er tevens oude geschriften gevonden waarvan men
niet eerder het bestaan van wist, zoals het Evangelie van Maria
Magdalena en het Evangelie van Thomas. Doordat de Christelijke kerk de
inhoud van deze evangeliën als typerend Gnostisch beschouwde werden
deze teksten dan ook verworpen. (Gnosis betekend: kennis).
Mogelijk zou men gedacht kunnen hebben dat het de stabiliteit
en integriteit van de Christelijke gemeenschap zou kunnen aantasten
als deze boeken, welke immers door de orthodox-Christelijke
gemeenschap nog steeds worden bekritiseerd, officiëel zouden
worden toegevoegd aan de Bijbel.
Al in de tijd van het vroege
Christendom bestond al de splitsing tussen het traditionele
Christendom en het Gnosticisme. Juist omdat de oudst bekende
vroeg-Christelijke geschriften (de Nag Hammadi-geschriften) zo
typerend Gnostisch zijn, is het duidelijk dat het vroege Christendom
oorspronkelijk veel dichter bij de Gnostische leer stond dan de
traditioneel Christelijke leer die op een zeker moment de
staatsgodsdienst van Rome werd en zich vervolgens vanuit daar
verspreidde naar andere landen. Het gevolg was dat de
Rooms-Katholieke Kerk onder het oppergezag van het Romeinse Vaticaan
voor de komende eeuwen in een tal van Europese landen een zeer
invloedrijk machtsorgaan werd dat haar inwoners - waaronder vele
volgers van de Paganistische natuurreligies - vaak werden
gedwongen om zich te bekeren of men moest het bekopen met de
dood.
In de traditionele Christelijke godsvoorstelling is er
een onoverbrugbare afstand tussen de mens en God, wat in de Gnostiek
anders is. Het fundamentele verschil tussen de traditioneel
Christelijke opvatting en de Gnostiek is dat alles en ieder wezen
deel uitmaakt van een totale eenheid dat in de gnostiek het "Al"
of de "Vader" wordt genoemd. Tot op een bepaald niveau
lijken Gnostiek en Boeddhisme vrij veel op elkaar. Mogelijk was dit
vanwege de invloed van oosters mysticisme. De Nederlandse filosoof en
vertaler Bram Moerland beschreef de volgende typisch Gnostische
begrippen (tussen aanhalingstekens):
Zoals een
lichtstraal verwant is aan de zon, zo is ook de mens verwant aan de
Bron.
Wij hebben "de gelaatstrekken van de Vader".
Wij
zijn "de erfgenamen van de Vader".
(Bron:
www.brammoerland.com/gnostiek)
Volgens de traditionele Christelijke beschouwing is Jezus Christus de enige Zoon van God, terwijl Jezus zelf meerdere malen in de oude "gnostische" teksten heeft verklaard dat mensen tevens zonen (en dochters) van de Allerhoogste (God) zijn. De lezer die het begrijpt zal dergelijke boodschappen ook opmerken in de als canoniek beschouwde Bijbelteksten. Het mogelijke probleem was echter dat de meeste mensen dit niet juist begrepen of konden geloven. Toen men Jezus eens wilden stenigen vroeg Jezus aan hun waarom zij hem wilden doden. Zij antwoorden toen: "Omdat Gij, een mens, uzelf tot God maakt". (Johannes 10:33.) Jezus verwees hen toen naar Psalm 82:6 waar staat:
"Wel heb Ik gezegd: Gij zijt goden; en gij zijt allen kinderen van de Allerhoogste."
Uit de teksten van de Bijbel en de Gnostische teksten, is het klaarblijkelijk dat Jezus van Nazareth wist dat hij ook een zoon van God was (ook citeerde hij zelf eens de eerdergenoemde Psalm 82:6), en door dit uitdrukkelijk te verkondigen - aangezien zijn doel was om het bewustzijn van de mensen te verhogen - werd hij op grond van godslastering uiteindelijk gekruisigd door de Romeinen. Aangezien vele Romeinse keizers als goden werden verklaard door de Romeinse Senaat (gebruikelijk na hun dood), waren degenen die de macht hadden niet bepaald blij met het idee dat mensen zichzelf zouden gaan zien als een onderdeel van God en daardoor gelijkgesteld aan elkaar.
Ook volgens de traditionele Christelijke gemeenschap is de
Bijbel het onveranderlijke "Woord van God" en er
zouden nooit veranderingen zijn aangebracht in de Bijbel. Er zijn
echter genoeg bewijzen voor handen dat door de eeuwen heen wel
degelijk gedeeltes in uit bepaalde teksten zijn weggelaten en
veranderd. Door de teksten uit de Bijbel te vergelijken met de
versies uit de Nag Hammadi-geschriften is het namelijk duidelijk dat
de oorspronkelijke teksten op vele duizenden punten verschillen van
de latere gecanoniseerde versie. (Zie voor vele voorbeelden het boek:
"Valsheid in geschrifte: de gespleten pen van bijbelschrijvers"
(2003) door Jacob Slavenburg.)
In feite, het gedeelte van de
Bijbel dat we vandaag de dag kennen als het Nieuwe Testament is een
vertaling dat gebaseerd is op de Griekse versies van deze
geschriften, aangezien men er vanuit ging dat de originele Hebreeuwse
en Aramese teksten als verloren werden beschouwd totdat de Nag
Hammadi-geschriften werden ontdekt. We weten nu dat de naam "Jezus"
eigenlijk een Griekse "omzetting" is van
de Aramese/Hebreeuwse naam: "Jeshua", want beide namen
hebben namelijk dezelfde betekenis: "redden" of "bezorgen".
Het hoeft echter niet zo te zijn geweest dat "Jeshua" dan
ook werkelijk zijn roepnaam was.
Het is sinds de vondst van de Nag
Hammadi-geschriften eigenlijk al duidelijk dat de kerk als instituut
bijzonder conservatief is dat dit soort ontwikkelingen liever met
alle macht tracht te ontkennen dan dat men enige vooruitgang zou
boeken waarvoor de eigen stellingen en visies bijgesteld zouden
moeten worden.