De caduceus
De
caduceus is in het algemeen bekend als de staf welke gebruikt werd in
het oude Griekenland welke de drager identificeerde als een koopman en
daarmee onverhinderd doorgang kreeg gedurende hun reizen. In de Griekse
mythologie was het de staf van Hermes (de Romeinse god Mercurius) en
zijn Hermetische toverstok werd gekozen door de volgers van Hippocrates
als het embleem van hun gilde, waardoor het vandaag de dag het symbool
is van de medische beroepstak.
De staf representeerd twee omvlochten slangen rondom een staaf. Soms is
er een "Franse lelie" (fleur de lis) aanwezig op de staf. Er wordt
geloofd dat de staf bescherming en genezing symboliseert en
overstijging vanuit dualiteit naar Éénheid. De staaf symboliseert hemel
en aarde, boven en beneden, en de slangen stellen de tegengestelde
principes in ons universum voor dat bekend is als "dualiteit". Het doel
van Éénheid of Goddelijkheid, wat gesymboliseerd is door de
vleugels en de enkele knop aan de bovenkant, zou worden volbracht door
de bijlegging van deze tegenhangers.
Hindoe-filosofie (waaronder yoga en tantra) verklaart deze
slangen als een voorstelling van de zogenaamde Kundalini-energie;
een bij veel mensen normaal gesproken inactieve spirituele energie
die, wanneer geactiveerd wordt door meditatie, vanaf de onderkant van
de ruggengraat via de ruggengraat naar boven door de chakra's (wielen
van kosmische energie) stroomt richting de top van het hoofd waar de
zevende chakra zich bevind welke de "kroonchakra"
(Sahasrara) wordt genoemd. Deze chakra zou iemand verbinden met de
Goddelijke Bron, en het ontwaken van deze energie zou creativiteit,
inspiratie, transformatie, genezing, energie, bewustzijn en begrip
vergroten.
De "fleur de lis"
De zoals vandaag de dag genoemde: "fleur de lis" (oud-Frans voor "leliebloem") is één van de oudst bekende symbolen uit de bekende geschiedenis van de mensheid. Als een ornament of een embleem werd het gebruikt door vrijwel alle bekende beschavingen vanaf de oude Assyriërs tot de modernere wapenschilden en emblemen van de Franse ridders. Het is afgebeeld op Assyrische en Egyptische basreliëfs, Myceens aardewerk, Sassaniedische textielwaren, Gallische en Mamelukse munten, Indonesische kleren, Indiase halskettingen, Japanse emblemen, en totems van de Dogonstam. Het symbool kan zelfs worden waargenomen op het uitgekerfde deksel van de sarcofaag van de Mayaheerser K'inich Janaab' Pakal (603-683 n.Chr.). Vele schrijvers die over het onderwerp schrijven stemmen overeen dat het symbool eigenlijk maar weinig lijkt op de lelie en dat het meer lijkt op een Irisbloem.
De fleur
de lis was een veelvoorkomend Joods symbool. Lelies
werden vaak genoemd in de liederen van koning David en vroeg Joodse
munten vertoonden dezelfde soort lelies. Het Kabbalistische boek: de
"Zohar", begint met een uiteenzetting van de mystieke
betekenis van de lelie, waar het werd beschreven als het symbool van
de Joodse gemeente gedurende die tijd. Één van de oudst bekende
afbeeldingen van dit symbool kunnen worden aanschouwd op de
Assyrische bas-reliëffen uit de derde eeuw v.Chr. De Fleur-de-Lis
werd uiteindelijk aangenomen als het heraldisch symbool van het
Huis Capet en de koningen van Frankrijk met koning Philip I
(1052-1108 n.Chr.).
In esoterische kringen wordt de
Fleur-de-Lis beschouwd als een esoterisch embleem dat bestaat uit de
pijnappelklier, de hypofyse en de thalamus in het midden, wat de
triade vormt van het "derde oog". Een ongeblokkeerd derde
oog zou een toegangspoort zijn voor het ontvangen van "paranormale"
inzichten en indrukken uit hogere dimensies en communicatie hiermee,
zoals helderziendheid, en men zou tevens subtiele energieën kunnen
waarnemen, zoals energievelden die niet slechts met de fysieke ogen
zichtbaar zijn. Het motief van de Fleur-de-Lis vind men ook op
bepaalde middeleeuwse kronen, wat niet zo vreemd is omdat sommigen
geloofden dat het goud en de edelstenen gedragen op het hoofd een
geestverruimende werking zou hebben om de wijsheid van de koning te
stimuleren om zo de juiste beslissingen te nemen.
|
|
De "Davidster"
De Davidster was in het Hebreeuws
bekend als het "Schild van David" of "Magen David",
bestaat uit twee in elkaar verweven gelijkzijdige driehoeken; één die
omhoog wijst en één die naar beneden wijst. Er wordt gewoonlijk geloofd
dat één driehoek de heersende stam van Juda uitbeeld en de andere de
voormalig heersende stam van Benjamin. Een betere verklaring zou echter
kunnen zijn dat dit het zegel betreft dat koning David's verbond met
God zou symboliseren. (Koning David = aarde, wijst omlaag; God = hemel,
wijst omhoog.)
Het
lijkt op een tweedimensionale uitbeelding van een driedimensionaal
object dat bekend staat als de stervormige octaëder (zie afbeelding
links). Deze geometrische figuur bestaat uit twee in elkaargesloten
piramides met drie zijdes, genoemd: tetrahedra, waarvan één omhoog
wijst en de andere naar beneden.
Volgens de Oudegyptische esoterische kennis symboliseert de
ster-tetrahedron het vermengen van "hemel" (metafysiek/geest) en
"aarde" (fysiek/materie) en staat tevens model voor het energielichaam
(de aura) van planeet Aarde en de energielichamen van alle levende
wezens hierop, welke allen individueel en energetisch verbonden
zijn met zowel de fysieke als de metafysieke dimensies.
Het energielichaam zou het patroon hebben van twee tetrahedra
waarvan de één naar boven wijst en de andere naar beneden en in
tegengestelde richting ten opzichte van elkaar draaien voor de
opwekking, opname en de afvoer van subtiele energie (licht).
Deze tetrahedra tesamen noemt men ook wel de Mer-Ka-Ba: het
licht/geest/lichaam-complex.
De "levensbloem" (Het raster
van overlappende cirkels)
Bij
verscheidene historische artefacten van verschillende culturen vanaf de
zevende eeuw v.Chr. is een patroon te zien van overlappende cirkels die
tezamen een grotere cirkel vormen. Dit patroon staat bekend als het
"raster van overlappende cirkels", maar is ook bekend als de
"Levensbloem", zoals Drunvalo Melchizedek het patroon noemde in zijn
boek: "The Ancient Secret of the
Flower of Life (1999)".
Het patroon werd over de gehele wereld aangetroffen in tempels en
andere heiligdommen. Het was een vaak gebruikt ornament gedurende de
periode van het Romeinse Rijk en overleefde in middeleeuwse
kunsttradities en in zowel in Islamitische en Gothische kunst. In
bepaalde gevallen heeft het patroon binnen de buitenste cirkel een
achthoekige omtrek, waardoor het er plat en tweedimensionaal uitziet,
en in andere gevallen vult het patroon ook de buitenste cirkel,
waardoor het er meer driedimensionaal en rond uitziet. Enkele locaties
waar het patroon werd gevonden:
Ook in het Louvre Museum in Parijs staat een kopje met mythische
scenes - wat veel lijkt op kunst uit het oude Mespotamië - dat ook de
afgeronde, driedimensionale versie van de Levensbloem in het midden
laat zien. (Bekijk de afbeelding hier
op Wikimedia Commons.)
In zijn werk: "Codex Atlanticus" tekende ook Leonardo da Vinci (1452-1519) dit patroon, aangezien hij de wiskundige eigenschappen hiervan bestudeerde. Het is onnodig om te zeggen dat veel mensen gefascineerd zijn geraakt door de Levensbloem. Dit komt omdat het een symbool is dat duidelijk bedoeld is om een bepaald idee over te dragen.
Na het lezen van een aantal internet sites over dit patroon, lijkt
het erop dat niet veel mensen begrijpen wat het eigenlijk betekend. Het
is in wezen een voorstelling van ons universum. Een patroon van cirkels binnenin cirkels,
die tezamen een gehele, grotere cirkel vormen, symboliseert holisme;
Dat alles in het universum met elkaar is verwoven, met
elkaar is verbonden, elkaar overlapt en tezamen deel uitmaakt van het
grotere geheel, deel van het Al (God). De buitenste cirkel (als deze
aanwezig is) is om te benadrukken dat alles in het universum deel
uitmaakt van het grotere geheel en dat hierdoor alles één is, aangezien
de grote cirkel al de andere kleinere cirkels belichaamd.
De ankh
De
Oudegyptische ankh werd met name vooral praktisch gebruikt als een
staf om het energielichaam van de mens bij ziekte en dergelijke weer in
balans te brengen, te harmoniseren en te revitaliseren. Het
werd vaak vervaardigd van geelkoper (een metaallegering van koper
en zink), dat men oplaadde met een hoge vibrationele energie, wat
waarschijnlijk in een tempel of piramide gebeurde. Vanwege de
geometrische vorm komt de ankh overeen met het specifieke
energiepatroon van de mens, waardoor de energie van de ankh
overgedragen kan worden naar het menselijk energielichaam.
Deze geometrische vorm bestaat uit twee aan elkaar tegengestelde polen
die toch één geheel vormen en waarvan de bovenkant de
ontvankelijke vrouwelijke energie voorstelt en de onderkant de gevende
mannelijke energie. Beide polen zijn nodig om te kunnen existeren,
bijvoorbeeld: zonder duisternis kan er geen licht zijn. Deze
polarisatie vinden we overal in het universum, zoals bij licht en
donker, liefde en angst, man en vrouw, het verstand en de intuïtie, de
geslachtsorganen, in de elektronica (aarde en spanning), in de
communicatie (ontvanger en zender), in de informatica (0
en "schakelaar" 1), en de verhouding tussen de metafysieke en
fysieke dimensies tussen hemel (boven) en aarde (beneden).
De ankh werd tevens gebruikt als een heilig symbool dat later
overgenomen werd door het Christendom in de vorm van het kruis, wat
symbolisch gezien slechts het mannelijke aspect vertegenwoordigd is
wat eigenlijk wel typerend is voor een patriarchale samenleving
gebaseerd op macht en dominatie. In de Egypte's gouden tijd van
vrede en verlichting zou Egypte een matriarchale samenleving geweest
zijn gebaseerd op éénheid en gelijkheid.
De
gevleugelde schijf en de zonneschijf
De afbeelding
van een wezen met vleugels wordt vaak gezien als een symbool voor
goddelijkheid. Afbeeldingen van een schijf met vleugels komen
veelvuldig voor op reliëfs en muurschilderingen van zoal de
oude beschavingen zoals Soemerië, Assyrië, Babylonië,
Perzië (het hedendaagse Iran), Anatolië, en het oude Egypte.
|
|
De afbeelding linksboven is als de "Farohar" (of
Faravahar/Fravahar) bekend uit het Zoroastrisme; een oude uit Perzië
(het oude Iran) afkomstige religie die nog steeds, met name in India,
vele aanhangers heeft. De Farohar wordt in het algemeen beschouwd als
slechts een symbool van het Zoroastrisme, maar het symbool is echter
veel ouder. De oudste afbeeldingen van een soortgelijke "gevleugelde
schijf" vinden we op de Soemerische kleitabletten (zie de
afbeelding rechtsboven), wat de oudst gevonden vorm van schrift
betreft dat tot nu toe is gevonden.
De Farohar is één van de
voornaamste symbolen van het Zoroastrisme en wordt vaak geassocieerd
met hun god, genaamd Ahura Mazda. "Ahu" betekend:
onsterfelijk, "Raa" betekend: schijnende, "Maz"
betekend: groots en "Da" betekend: wijsheid; dus zou Ahura
Mazda vertaald kunnen worden als: "de grote wijze schijnende
onsterfelijke". Volgens de oude Perzische beschrijvingen waren
er namelijk twee rivaliserende groepen, namelijk de "Ahura's",
met hun hoofdgod Ahura Mazda, en de "Daeva's". De
Avestaanse woorden: "Ahura" en "Daeva", en de
Indo-Iranische woorden: "Asura" en "Deva", zijn
sterk aan elkaar verwant.
In de oude Indiase tekst genaamd de
Rig-Veda, beschouwde men de Deva's als de "jongere goden"
die in conflict waren met de "oudere goden"; de Asura's, en
waarschijnlijk spreekt men over een strijd tussen nieuwe en de oude
generaties. (Rig-Veda 10.124.3.) In andere delen van de Rig-Veda
worden de meeste goden aangeduid met de term "Deva",
inclusief vele van de Asura's, en over het algemeen wordt "Deva"
beschouwd als de collectieve naam voor alle wezens die zich vertoeven
op een hoger niveau van bestaan, vergeleken met mensen. In het
Avestaans betekend het woord "Daeva": "wezen van
schijnend licht", oftewel: "schitterende", in andere
woorden: een bovennatuurlijk of engelachtig wezen. In de
Boeddhistische context wordt Asura soms vertaald als "Titaan"
(wat verband zou kunnen houden met de oorlog tussen de Olympische goden
en
de Titanen), halfgod of antigod.
De Perzische profeet
Zarathustra of Zoroaster (waarvan gespeculeerd wordt te hebben
geleefd tussen 1.400 en 1.200 v.Chr.) een visioen van de god Ahura
Mazda. Hij geloofde dat de Ahura's de goede goden waren en dat
de Daeva's mensen misleidden, en daarom veranderde hij de structuur
van dit woord van Daeva naar het negatieve woord "Dev-a";
"Dev" betekend valsspeler of misleider. Op eenzelfde wijze
veranderden de oude Hindoes het woord Ahu-ra of Asu-ra (de goddelijke
onsterfelijke) naar A-sura, wat betekend: "de onreine". Het
zou kunnen dat de "Asura's" and the "Deva's" de
rivaliserende groepen waren die de "zonen van de Wet van Eén"
en de "kinderen van Belial" genoemd werden gedurende de
tijd van Atlantis, uit het Edgar Cayce materiaal en dat van Dr.
Douglas James Cottrell.
De
"Behistuninscriptie" in opdracht van Darius de Grote
De "Behistuninscriptie" is een meertalige
inscriptie en een groot bas-reliëf bij de Behistun-berg in de buurt
van de stad Kermanshah in het westen van Iran. Het werd gemaakt in
opdracht van koning Darius. Het oude Perzische woord voor Behistun is
"Bagastana" wat "plaats (of land) van de god"
betekend. De Behistuninscriptie was voor de ontcijfering van het
spijkerschrift voor wat de Steen van Rosetta was voor de ontcijfering
van Egyptische hiërogliefen. We zien hier mensen met daarboven een
menselijke figuur die waarschijnlijk God (Ahura Mazda) of een
goddelijk wezen voorstelde. Onder deze mensen is er één man die
vooraan staat (hoogstwaarschijnlijk koning Darius zelf) die God of
het goddelijke wezen lijkt te groeten die op zijn hierbij zelf ook
gegroet wordt (deze houding is een teken van eerbied).
Deze
afbeelding ziet er speciaal uit vergeleken met de meeste andere
afbeeldingen van de Gevleugelde Schijf aangezien deze een beetje meer
diepte toont. We zien de gelijkenis van een bebaarde man in het
midden van een soort velg met vleugels, die vliegt of in de lucht
zweeft. Vanwege de vleugels, het onderste gedeelte van de rok die
tevens gezien kan worden als een staart en de lange extensies die in
enig opzicht een beetje op poten lijken; lijkt het tevens op een
vogel - en zelfs een klein beetje op een moderne ruimtesatelliet. Op
enkele afbeeldingen zijn deze extensies helemaal uitgestrekt naar
enkele mensen die hierdoor aangeraakt worden. In zijn boek: "The
12th Planet" stelde Zecharia Sitchin voor dat deze Gevleugelde
Schijven mogelijk weleens ruimtevoertuigen konden zijn geweest in
welke de Anunnaki naar de Aarde kwamen. (Zie: "Buitenaarde
bezoekers".) Als de afbeelding echter niet bedoeld is voor
goddelijke krachten of een uiterst simplistische afbeelding van een
ruimteschip lijkt het meer op een apparaat waarmee mensen in de lucht
zouden kunnen zweven, mogelijk met
anti-zwaartekracht-technologie.
Volgens een sessie van
helderziende Dr. Douglas James Cottrell was de gevleugelde schijf een
symbool om het ontwaken van het spirituele bewustzijn te illustreren
- ondanks dat deze eerder het vlees op zich nam en de Bron niet trouw
bleef - en dat dit altijd aanwezig en mogelijk is, dus ook in het
vlees. Het kwam van origine voort van het gelimiteerde begrip van de
eeuwenoude wezens die naar onze planeet kwamen sinds de tijdsperiode
van Lemurië; Hetgeen de oude beschavingen zich herinnerden van het
goddelijke dat in de wereld kwam, het vlees aannam en de verleidingen
van het vlees overwon om terug te keren naar de hemelen als een
verlicht wezen. (Bron: "Dr.
Douglas James Cottrell: Mystical and sacred symbols' orgin and
meaning", door Rammsteinregeln.)
Mesopotamische
"gevleugelde schijf" van het paleis van Susa
Tijdens de vijfde Egyptische dynastie werd dit symbool
uitgebreid met een "zonneschijf" tussen de vleugels, bekend
als de Behedeti ("hij van de kleurige vleugels"). Historici
nemen aan dat de vleugels van de valk een symbool waren voor de
hemel. De slangen (uraei) zijn het symbool van wijsheid, en worden
aangetroffen op afbeeldingen uit het late Oude Koninkrijk. De oude
Egyptenaren zagen de zon opzichzelf als een ei, namelijk het ei van
de zonnegod Ra (uitgesproken als Ré of "ray") die straalde
van licht. Volgens verscheidene occultisten zou het verwijzen naar
het omhulsel, het ei, of voertuig van de ziel.
Egyptische
"gevleugelde zonneschijf"
Volgens het werk van occultiste "Madame" H.P.
Blavatsky: "de geheime leer" (1888), was het ei het symbool
van onsterfelijkheid en oneindigheid, en van (weder)geboorte. Dit
gevleugelde "ei" was de voorstelling van "devachan";
de hemel/nirvana, en zowel de wedergeboorte van de mens als zijn
spirituele vernieuwing. Dit was het symbool van hoop en de tweede
geboorte, zowel fysiek als spiritueel. Na de dood zal de ziel, na
zijn reiniging in "amenti" (de onderwerld), groeien in dit
ei van onsterfelijkheid en zou hier vanuit herboren worden in een
nieuw leven op Aarde.
De schrijver Reubel Swinburne Clymer
noemde dit symbool de "Gevleugelde Bol" in zijn boek: "The
Rosicrucians: Their Teachings" (1910), en zijn verklaring is als
volgt:
"De Gevleugelde Bol is het symbool van de geperfectioneerde ziel die zijn vlucht terug maakt naar de bron van haar creatie in de achterliggende Elysian-velden."